Deze koekjes zijn leftovers. Gemaakt van overgebleven appeltaartdeeg. Toen ik na een bestelling nog een behoorlijke deegbal overhad bedacht ik dat ik daar mooi koekjes mee kon bakken. Soms zie ik op Pinterest leuke plaatjes langs komen. Meestal vergeet ik wat ik zag. Maar soms komt zo’n plaatje onverwacht weer boven drijven. Dat was nu dus ook het geval. Ooit zag ik schattige koekjes waarvan het uiterlijk wat weg had van een appeltaart. Dat plaatje kwam bovendrijven toen ik naar dat overgebleven deeg staarde… Het staarde terug en ik hoorde zijn roep: Bak me dan… bak me dan als je kan… ik kan jou toch wel (dik 😛 ) krijgen. Dus haalde ik het laatste appeltje uit de kast, ontdeed het van zijn velletje, sneed hem in rag fijne stukjes en maakte er dezelfde vulling van als die ik voor appeltaart maak. Na het bakken riepen en lachten ze nog harder: Pak me dan… Pak me dan… Je kan het toch niet laten!

Deze koekjes zijn dus een super idee voor het opmaken van overgebleven deeg en vulling. Maar ze zijn te lekker om alleen te wachten tot je zo’n restje heb. Daarom een receptje zodat je er nu nog mee aan de slag kan.

Dit heb je nodig voor het deeg:

150 gram zelfrijzend bakmeel

snuf zout

snuf kaneel

100 gram koude boter

75 gram kristal suiker

25 gram ei

Dit heb je nodig voor de vulling:

1 appel bijv. goudrenet, jonagold of elstar

15 gram custard

20 gram suiker

100 ml water

kaneel

50 gram abikozenjam

En verder:

Pan

Deegroller

Uitrollatjes 2 en 5 mm

Siliconen spatel

Huishoudfolie

Ronde uitsteekvorm 5 cm

aardappelschilmesje

bakplaat met bakpapier

bakkwastje

Zo ga je te werk:

Meng het zelfrijzend bakmeel met het zout, de suiker en de kaneel. Snij de boter in kleine stukjes en voeg deze met het ei toe. Kneed er een samenhangend deeg van.

Rol de deegbal, tussen 2 laagjes huishoudfolie uit tot ongeveer 5 mm dikte.

Leg de deegplak voor 1 uur in de koelkast.

Schil intussen de appel en snij hem in hele kleine stukjes van ong. 3 bij 5 mm en doe dit in de pan.

Voeg hier het water, de custard, de suiker en de kaneel aan toe.

Zet de hittebron midden hoog aan.

Roer met een spatel, de  inhoud van de pan goed door elkaar. Breng het al roerend aan de kokend en blijf roeren tot de custard gebonden is.

Zet de hittebron dan zo laag mogelijk en laat het nog 10 minuten smoren. Roer een paar keer door tijdens het smoren.

Verwarm de oven voor op 180 graden.

Rol het deeg nog wat dunner uit. Steek 18 rondjes uit het uitgerolde, gekoelde deeg.

Leg de uitgestoken rondjes op de bakplaat.

Verdeel op ieder rondje een theelepel vulling en spreid dit een beetje uit.

Kneed het overgebleven deeg nog een keertje goed door en rol het uit tot ongeveer 2 mm.

Snij hier dunne reepjes van ongeveer 5 mm breed en 6 cm lang uit. Je heb voor ieder koekje 6 deegreepjes nodig.

Maak de randjes van het koekje met een klein beetje water vochtig.

Leg het eerste deegreepje verticaal, in het midden van het koekje. Leg een tweede reepje horizontaal in het midden van het koekje. Leg een derde en vierde reepje verticaal, aan weerzijden van het andere verticale reepje deeg. Het vijfde en zesde reepje deeg leg je horizontaal, naast het andere horizontale reepje deeg. Maak er een vlechtwerkje van door het middelste verticale reepje deeg op te tillen en reepje vijf en zes hier onder neer te leggen. Druk de uiteinde van de reepjes goed aan op het deeg. Steek nog een keer het rondje uit met de rond uitsteker voor het verwijderen van het teveel aan deeg.

Bak de koekjes circa 12 minuten tot ze licht bruin kleuren.

Verwarm de abrikozenjam.

Strijk, met de bakkwast. op ieder koekjes wat abrikozenjam.

Laat de koekjes afkoelen op de bakplaat.

De koekjes zijn een beetje warm niet te versmaden. De randjes zijn dan knapperig, het midden nog wat zacht. Afgekoeld zijn ze nog steeds lekker met een knapperig randje. De andere dag is het knapperige randje weg. De koekjes zijn wat zachter geworden en lijken nog meer op hun grote broer: De appeltaart.

O en weet je wat ik nu bedenk… Deze doen het ook super goed met een bolletje vanille-ijs bij je paasdessert.